Een chronisch verhoogd bloedglucosegehalte is het bepalende kenmerk van diabetes mellitus.
Men onderscheidt diabetes in type 1 en 2. Type 1 treedt meestal al op jonge leeftijd op. De oorzaak is vernietiging van de insuline producerende betacellen in de pancreas, vaak als gevolg van een auto-immuunreactie gericht tegen de betacellen in de alvleesklier. In type 2 diabetes, daarentegen, wijst een chronisch verhoogde bloedglucose waarde op insuline resistentie in combinatie met een onvoldoende insuline productie en secretie, en andere hormonale afwijkingen zoals met name verhoogde secretie van glucagon uit de alphacellen in de pancreas en onvoldoende secretie van glucagon-like peptide 1(GLP-1) dat tijdens voedselopneming in de darmen wordt vrijgemaakt. Beide hormonen zijn samen met insuline belangrijk voor een goede regulatie van het bloedglucose gehalte en overige belangrijke stofwisselingprocessen zoals vet-en eiwitstofwisseling.
Stijging Diabetes patiënten
Diabetes mellitus type 2 (DM2) komt veel voor, niet alleen op middelbare en oudere leeftijd, maar ook steeds meer op jeugdige leeftijd. In Nederland is het aantal patienten toegenomen van 160.000 in 1990 naar 740.000 in 2007; de verwachting is dat het aantal patienten met DM2 in 2025 zal zijn gestegen naar ruim 1 miljoen.
Ontregelingen bij Diabetes
Naast verhoging van de bloedglucoseconcentratie zijn er bij DM2 allerlei andere ontregelingen van de stofwisseling die veelal gepaard gaan met overgewicht, hypertensie, vetstofwisselingstoornissen en verhoogde ontstekingsfactoren. Al deze factoren verhogen het risico voor het optreden van complicaties waardoor hart- en vaatziekten, nierziekten, retinopathie, en ziekten van het zenuwstelsel vaak voorkomen bij mensen met DM2.
Behandeling Diabetes en Obesitas
De behandeling van type 2 diabetes wordt vaak gecompliceerd door gelijktijdig aanwezige obesitas die de werking van insuline verder doet afnemen. Daarom is de primair aanbevolen maatregel bij patienten met DM2 gewichtsreductie dmv voedingsadvies, en meer lichaamsbeweging. Tevens kan hierdoor een positief effect op de bloeddruk en de vetstofwisseling bewerkstelligd worden. Helaas blijkt het vaak niet mogelijk om met deze leefregels alleen voldoende regulatie van de bloedglucose- waarden op de lange termijn te handhaven, en is medicamenteuze therapie nodig.
Metformine
Metformine (glucophage) verlaagt de bloedglucoseconcentratie door remming van de glucose productie in de lever en vermindering van de insuline resistentie. Het is sinds lange tijd eerste keus bij de medicamenteuze behandeling van DM2. Om een zo goed mogelijk effect te verkrijgen kan het echter nodig zijn om metformine te combineren met een andere klasse van medicijnen en/of insuline.
Nieuwe middelen
Recent zijn nieuwe types van glucose-verlagende middelen ontwikkeld die een aanvullende en/of bijkomende werking hebben t.o.v de bestaande middelen zodat naast een bloedglucose- verlagend effect ook een gunstig effect kan optreden op het overgewicht/obesitas, verhoogde bloeddruk en daarmee vermindering van het risico op o.a. hart-, en vaatziekten, en andere DM gerelateerde complicaties.
Het middel Lixilan
Zo is bijvoorbeeld Lixilan een combinatie van het langwerkende insuline glargine (Lantus) (dat al sinds lange tijd gebruikt wordt) en een recent ontwikkeld middel Lixisenatide. Lixisenatide is een GLP-1 –receptor agonist, dat dezelfde werking en effecten heeft als het “eigen” GLP-1. De effecten van GLP-1 worden wel samengevat als het “incretine –effect” : stimulering van de insuline secretie door de betacellen en vermindering van glucagon secretie van de alphacellen waardoor een betere regulatie van de bloedglucosespiegel; bovendien verlaagt GLP-1 de eetlust en vertraagt het de opneming van voedingsstoffen door vertraging van de maagontlediging. Hierdoor wordt het gemakkelijker om af te vallen en/of de gewichtstoeneming die veelal gepaard gaat met insuline- gebruik (zoals glargine), tegen te gaan.
Remming van de SGLT2 eiwitten
In gezonde personen wordt glucose door de nieren gefiltreerd en vervolgens in de niertubuli uit de eerst- gevormde urine volledig weer- opgenomen (gereabsorbeerd) in het bloed; zodoende is er geen glucose in de uiteindelijk gevormde urine. Er is echter een drempelwaarde voor het reabsorberen voor glucose. Het reabsorberen van de gefilterde glucose komt tot stand onder invloed van in de niertubuli aanwezige transporteiwitten, de z.g. SGLT2 eiwitten. Als de bloedglucosespiegel boven de drempelwaarde stijgt zal er glucose in de urine worden uitgescheiden “glucosurie”. In type2 DM is het aantal van deze SGLT2 eiwitten en daarmee het effect toegenomen; zo wordt er meer glucose gereabsorbeerd naar het bloed en zal de al verhoogde bloedglucosespiegel nog verder stijgen. Remming van de SGLT2 eiwitten is een nieuw mechanisme om de reabsorbtie van glucose in de nier te verlagen waardoor de glucose uitscheiding in de urine zal toenemen en de glucosespiegel in het bloed zal dalen. Per dag kan zo ongeveer 70-80 gram glucose worden uitgeplast hetgeen overeen komt met ongeveer 300 calorien. Met het uitplassen van glucose wordt ook extra vocht uitgescheiden. Beide factoren kunnen bijdragen aan vermindering van het lichaamsgewicht.
Klinisch onderzoek naar SGLT2 remmmers Dapaglifozine en Canaglifozine
De laatste jaren is er veel klinisch onderzoek verricht met de SGLT2 remmers Dapaglifozine (Forziga) en Canaglifozine (Invoka).Hierbij is gebleken dat dit type DM medicijn niet alleen de bloedglucose- spiegel verbetert (HBA1c daling van 0.6-0.9%), maar ook ongeveer 3 kg gewichtsverlies geeft en daling van de bloeddruk met ongeveer 3-5 mmHg. Afgezien van een (geringe) toename van laag- urineweginfecties zijn er geen bijwerkingen, en worden deze middelen goed verdragen.